Op 11 juni 2001 is het Convenant ‘Bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende Bedrijfsterreinen’ in werking getreden. In het kader van de beleidsvernieuwing bodemsanering zijn in het convenant afspraken gemaakt over de saneringsfase van de zogenaamde BSB-operatie (BodemSanering Bedrijfsterreinen). Onderdeel van deze afspraken is een subsidieregeling. De subsidieregeling heeft tot doel de sanering van in gebruik zijnde bedrijfsterreinen te bevorderen. Hierin is eenduidig geregeld in welke gevallen de overheid een subsidie kan verstrekken. Een en ander is vastgelegd in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering 2005[1] (hierna: Besluit). Tevens zijn aanvullende regels gesteld in de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005[2] (hierna: Bedrijvenregeling).
Het Besluit en de Bedrijvenregeling zijn in 2017 herzien. De mogelijkheden voor subsidieverlening zijn daarbij meer afgestemd op de uitgaven ten behoeve van de bodemsanering van bedrijfsterreinen. Dit moet ertoe bijdragen dat er meer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om subsidie aan te vragen waardoor het aantal saneringen zal stijgen.
Tot 7 januari 2008 konden bedrijven zich aanmelden voor de Bedrijvenregeling Bodemsanering om subsidie te krijgen op in het verleden ontstane verontreinigingen. Voor bedrijven die zich hebben aangemeld, maar nog geen gebruik hebben gemaakt van de subsidieregeling, is het volgende van belang.
In het Besluit zijn twee termijnen opgenomen. Hierdoor is de regeling eindig en wordt de urgentie om ‘gesubsidieerd te saneren’ verhoogd. Het betreft de volgende twee termijnen:
- Bedrijven die zich vóór 2008 hebben aangemeld hebben tot 1 januari 2025 de tijd om aan te geven dat ze daadwerkelijk gebruik gaan maken van de Bedrijvenregeling. Om voor de subsidie in aanmerking te komen moet het saneringsplan uiterlijk 31 december 2023 zijn ingediend én de financiële bijdrage moet uiterlijk 31 december 2024 zijn aangevraagd.
- Vóór 1 januari 2030 moet de sanering zijn afgerond en de aanvraag tot subsidievaststelling zijn ingediend.
De aanvraag voor de subsidie wordt ingediend bij het bevoegd gezag Wbb.
In de handleiding bedrijvenregeling (d.d. 29 juni 2018) zijn de uitgangspunten en voorwaarden voor het verkrijgen van subsidie beschreven. In bijlage 2 is een stappenschema opgenomen om een indicatie te krijgen van de overheidsbijdrage. De uiteindelijke hoogte van de subsidie wordt berekend naar evenredigheid van het middels het zogenaamde ouderdomsprotocol[3] vastgestelde deel van de verontreiniging dat is ontstaan vóór 1 januari 1975. Dit gebeurt door het bevoegd gezag Wbb.
Door het protocol te volgen wordt in twee stappen aantoonbaar gemaakt of, en zo ja voor welk deel, de verontreiniging op of in de bodem vóór 1 januari 1975 is veroorzaakt.
De twee stappen worden genomen op basis van de algemene (historische) informatie over de bedrijfsvoering en bedrijfsprocessen, waarbij de periode van veroorzaking centraal staat. Indien de verontreinigingssituatie binnen het onderzoeksgebied bestaat uit meerdere gevallen van bodemverontreiniging, wordt per geval vastgesteld of het gaat om de voor de ouderdomsbepaling maatgevende stoffen en of deze stoffen voorkomen op de Stoffenlijst (opgenomen in het ouderdomsprotocol).
Voor stoffen die zowel vóór als na 1 januari 1975 zijn gebruikt/toegepast wordt rekenkundig bepaald in welke mate aan het criterium ‘veroorzaking voor 1975’ is voldaan. Dit gebeurt aan de hand van de navolgende formule:
Met betrekking tot de hoogte van de subsidie wordt uitgegaan van de subsidiabele kosten van de saneringsdoelstelling voor een functie als bedrijfsterrein. Eventueel aanvullende saneringskosten ten behoeve van een gevoeligere bestemming (bijvoorbeeld wonen) zijn voor de initiatiefnemer.
Bij de aanvraag voor subsidieverlening voor het saneren van een geval van ernstige verontreiniging van een bedrijfsterrein dient de aanvrager de gegevens aan te leveren die zijn vermeld in artikel 13 van het besluit. Zo dient o.a. een begroting van de saneringskosten bijgevoegd te worden. In de regeling zijn regels opgenomen voor de wijze waarop de begroting opgemaakt moet worden en welke kostenposten daarin kunnen worden betrokken.
De subsidiabele saneringskosten zijn de werkelijk gemaakte kosten voor een sanering die is uitgevoerd overeenkomstig het saneringsplan. In de regeling zijn regels opgenomen met betrekking tot de saneringskostenposten die in aanmerking komen voor subsidiabele saneringskosten. Het moet gaan om saneringskostenposten die rechtstreeks zijn betrokken bij de sanering van de bodem (artikel 11, lid 3 Bedrijvenregeling).
Indien de huidige eigenaar valt in categorie MKB, kan het vastgestelde subsidiepercentage met 10% worden verhoogd, de zogenaamde MKB-toeslag.
Voor de uiteindelijke subsidie-aanvraag dient een kostenraming te worden ingediend die is ingedeeld overeenkomstig bijlage 7 van de bedrijvenregeling. Tevens mogen de kosten van de opdrachtgever maximaal 10% bedragen van de netto saneringskosten ingeval deze meer dan € 50.000,– bedragen. Dit betreffen onder andere de kosten voor aanbesteding, milieukundige begeleiding en directievoering.
Uit het stappenschema blijkt dat het van belang is in welk jaar het terrein is verworven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende tijdvakken:
- voor 1 januari 1983 en aantoonbaar niet op de hoogte subsidiepercentage 70%
- voor 1 januari 1983 subsidiepercentage 40%
- in de periode 1983 – 1987 subsidiepercentage 40%
- in de periode 1987 – 1995 subsidiepercentage 25%
[1] Besluit financiële bepalingen bodemsanering 2005 (Staatsblad 2005, 681, d.d. 15 december 2005) en herzien per 1 juli 2017 (Staatsblad 2017, 145, d.d. 10 maart 2017)
[2] Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, d.d. 6 april 2017, nr. IENM/BSK-2016/186143, houdende wijziging Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005
[3] Bijlage 6, behorende bij artikel 8, Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005, stcrt-2017-20898,
2 mei 2017